microbe

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mi·cro·be
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘zeer klein levend organisme’ voor het eerst aangetroffen in 1888 [1]
  • van Oudgrieks μικρός (mikrós) "klein" en βίος (bíos) "leven"
enkelvoud meervoud
naamwoord microbe microben
microbes
verkleinwoord microbetje microbetjes

Zelfstandig naamwoord

microbe v/m

  1. (biologie) levend micro-organisme
    • Een microbe is niet zonder microscoop waar te nemen. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord microbe staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
microbe microbes

Zelfstandig naamwoord

microbe

  1. (biologie) microbe.

Frans

Uitspraak
  • Geluid:  microbe    (hulp, bestand)
  • IPA: /mikʁɔb/
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  microbe     le microbe     microbes     les microbes  

Zelfstandig naamwoord

microbe m

  1. (biologie) microbe.
  2. (spreektaal) ukkepuk
  1. «Alors, le microbe, tu m'offres un petit cécémel?»
    En, ukkie, krijg ik een chocomel van je? [1]

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.