mechanicus

Nederlands

mechanicus liggend onder een auto
Uitspraak
Woordafbreking
  • me·cha·ni·cus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord mechanicus mechanici
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

mechanicus m

  1. (beroep) een technisch geschoold persoon die beroepshalve reparaties verricht aan en onderhoud doet van apparaten en met name van auto's
    • De circa zestig auto’s komen uit een lange tijd veronachtzaamde verzameling van de in 1996 overleden West-Franse carrosseriebouwer, mechanicus en transportondernemer Roger Baillon. [1] 
    • De 23-jarige Jordan McIldoon uit Brits Colombia zou binnenkort beginnen aan een nieuwe opleiding en werkte als leerling-mechanicus. Samen met zijn vriendin Amber Bereza was hij op het festival aanwezig. Jordan stierf in de armen van een andere festivalgangster, die hij niet kende. [2] 
Synoniemen
Hyponiemen
  • elektromechanicus
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord mechanicus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.