maîtresse

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • maî·tres·se
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bijzit’ voor het eerst aangetroffen in 1650 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord maîtresse maîtressen
maîtresses
verkleinwoord maîtressetje maîtressetjes

Zelfstandig naamwoord

maîtresse v

  1. vrouw die een amoureuze relatie heeft met een man die met een ander is getrouwd
    • Hij hield er al enige tijd een maîtresse op na. 
Opmerkingen
  • De spelling van dit woord kan met recht een knelpunt van de Nederlandse spelling genoemd worden.
  • In het Frans is bij de spellingwijziging van 1990 het vrij overbodige dakje op de i niet meer vereist, maar in de Nederlandse spelling wordt de oude, nog wijd verbreide schrijfwijze aangehouden.
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord maîtresse staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Frans

Zelfstandig naamwoord

maîtresse

  1. verouderde spelling of vorm van maitresse van vóór 1990
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.