markies

Nederlands

[3] markies als een luifel die beschermt tegen de zon
Uitspraak
Woordafbreking
  • mar·kies
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘zonnescherm’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1649 [1]
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘adellijke titel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1350 [1]

Zelfstandig naamwoord

enkelvoud meervoud
naamwoord markies markiezen
verkleinwoord markiesje markiesjes

markies m

  1. (adel) adelijke titel
  2. (adel) heer van een markiezaat
  3. luifel die beschermt tegen de zon
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord markies staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.