magnetiseur

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mag·ne·ti·seur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord magnetiseur magnetiseurs
verkleinwoord magnetiseurtje magnetiseurtjes

Zelfstandig naamwoord

magnetiseur m [2]

  1. (beroep) iemand die magnetiseert (genezer die d.m.v. handoplegging tracht anderen van hun kwalen te verlossen)
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord magnetiseur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
80 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.