magiër
Nederlands
![](../I/m/Adorazione_dei_Magi_-_Niccol%C3%B2_Bambini_1717_-_San_Zaccaria.jpg)
aanbidding door de drie magiërs
Woordafbreking
- ma·gi·er
Zelfstandig naamwoord
magiër m[1]
- oosterse wijze, uitlegger van de astrologie en dromen, priester bij de Meden en de Perzen
- De drie magiërs uit het oosten brachten geschenken aan Jezus Christus
- tovenaar
- De goochelaar noemde zichzelf een magiër
Gangbaarheid
- Het woord magiër staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'magiër' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.