lummelen
Nederlands
Woordafbreking
- lum·me·len
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het zelfstandig naamwoord lummel (synoniem voor lomperik en sukkel), van het Nederduitse woord lummel[1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
lummelen |
lummelde |
gelummeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
lummelen
- inergatief een tijd luiachtig doorbrengen
- inergatief (spel) een spel waarbij mensen in een rondje staan en een voorwerp (meestal een bal) naar elkaar gooien, terwijl iemand in het midden van het rondje (de lummel) probeert het voorwerp te onderscheppen
Gangbaarheid
- Het woord lummelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'lummelen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.