luizig

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • luiĀ·zig
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van luis met het achtervoegsel -ig
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen luizigluizigerluizigst
verbogen luizigeluizigereluizigste
partitief luizigsluizigers-

Bijvoeglijk naamwoord

luizig

  1. armoedig
    • De luizige zwerver had geen nagel om zijn gat te krabben. 
  1. vies, smerig
    • De luizige zwerfkat moest eerst gewassen worden voordat hij in het dierenasiel mocht verblijven. 

Gangbaarheid

  • Het woord luizig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.