loterij
Nederlands
Woordafbreking
- lo·te·rij
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘kansspel met lootjes’ voor het eerst aangetroffen in 1518 [1]
- Naamwoord van handeling van loten met het achtervoegsel -erij [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | loterij | loterijen |
verkleinwoord | loterijtje | loterijtjes |
Zelfstandig naamwoord
loterij v
- een schema waarbij door velen een kleine financiële inzet gedaan wordt, waaruit aan weinigen, door het lot bepaald, een grote som uitgekeerd wordt
- Hij had de loterij gewonnen en was op slag miljonair.
Verwante begrippen
Hyponiemen
- bankgiroloterij, instantloterij, krasloterij, postcodeloterij, staatsloterij
Afgeleide begrippen
- loterijbriefje, loterijlijst, loterijspel
Gangbaarheid
- Het woord loterij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'loterij' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.