lopende

• Geluid:  lopende    (hulp, bestand)
• IPA: /ˈlopəndə/

• lo·pen·de

• In de betekenis van ‘voorzetsel’ voor het eerst aangetroffen in 1998 [1]
• Verbogen vorm van lopend.

lopende

1. tijdens het verloop van; tot de voltooiing van een voortgaande ontwikkeling

1. • Wij staken het gevecht lopende de onderhandelingen. 

1. • U kunt de opleiding niet lopende het cursusjaar beëindigen. 

1. • Lopende het strafrechtelijk onderzoek deed de politie geen mededelingen. 

• lopende de rit

  voor de voltooiing

• gedurende

• lopen, verloop, lopend

• Het Woordenboek der Nederlandsche Taal en Van Dale vermelden lopende niet als voorzetsel. Argumentatie om dit in WikiWoordenboek wel te doen:
• Algemene Nederlandse Spraakkunst onder 'Het voorzetsel': 'Algemene inleiding' (9.1) en 'Voorzetsels in engere zin' (9.3.2), vooral staande (100);
• Van der Horst, J. en K. van der Horst; Geschiedenis van het Nederlands in de twintigste eeuw (1999), zie citaat op overlegpagina.

lopende

1. verbogen vorm van het onvoltooid deelwoord lopend van lopen

1. • In het lopende jaar willen we dit bereiken. 

lopende

1. verbogen vorm van de stellende trap van lopend