loopwagen
Nederlands
Woordafbreking
- loop·wa·gen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van lopen ww en wagen zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | loopwagen | loopwagens |
verkleinwoord | loopwagentje | loopwagentjes |
Zelfstandig naamwoord
loopwagen m [2]
- hulpmiddel voor kinderen die leren lopen
- Sara heeft ook een aantal hulpmiddelen om haar kracht en stabiliteit te oefenen. Zo ‘loopt’ ze in een soort loopwagen door de kamer om haar beenspieren te trainen. De wieltjes rollen heel licht over onze gladde vloer en Sara geniet van de bewegingsvrijheid. Zelf bepalen waar je heen gaat, is goud waard voor een tweejarige peuter die de wereld wil ontdekken.[3]
- Ook de loopwagen waarmee Robin zich kan verplaatsen en zijn spieren traint, staat nu vanwege de grootte op school.Hun zoontje heeft bovendien en slaap- en badkamer op de begane grond nodig. ‘Volgens deskundigen had Robin al vanaf zijn vierde in een ander huis moeten wonen’, zegt Lenneke.[4]
Gangbaarheid
- Het woord 'loopwagen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'loopwagen' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- loopwagen op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Tubantia Bram Verbrugge 05-09-17 Sara’s oma was de eerste die haar liet staan
- Volkskrant Maud Effting 2 april 2010 Een uitputtingsslag
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.