lippen
Nederlands
Woordafbreking
- lip·pen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
lippen |
lipte |
gelipt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
lippen
- overgankelijk (muziek) het intoneren van een blaasinstrument door gebruik van de embouchure in plaats van de vingerzetting, zoals dat nodig was bij sommige historische instrumenten zoals het serpent
- Hij lipte die moeilijke passage zonder enige valse noot te spelen.
- geluidloos met de lippen een woord nadoen
- "Wat!" lipte hij achter de rug van de leraar.
- overgankelijk (media) synchroon met een geluidsopname de lippen bewegen zoals dat in films of video's gedaan wordt
- Die hele scène was gelipt en de echte zangeres krijg je niet te zien.
- (makelaardij) op eigen risico makelaardij bedrijven
- (makelaardij) misbruik maken van iemands hachelijke positie om een te gunstige prijs te bedingen
- een lipvormig aanhangsel uitsnijden van een, meestal metalen, plaat
- inergatief (sport) bij het golfspel het putje met de bal net raken, waarbij de bal er weer uitspringt en zijn weg vervolgt
- Hij dacht een birdie te hebben, maar de bal lipte.
Gangbaarheid
- Het woord lippen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'lippen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.