lippen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  lippen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈlɪpə(n)/
Woordafbreking
  • lip·pen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
lippen
lipte
gelipt
zwak -t volledig

Werkwoord

lippen

  1. overgankelijk (muziek) het intoneren van een blaasinstrument door gebruik van de embouchure in plaats van de vingerzetting, zoals dat nodig was bij sommige historische instrumenten zoals het serpent
    • Hij lipte die moeilijke passage zonder enige valse noot te spelen. 
  1. geluidloos met de lippen een woord nadoen
    • "Wat!" lipte hij achter de rug van de leraar. 
  1. overgankelijk (media) synchroon met een geluidsopname de lippen bewegen zoals dat in films of video's gedaan wordt
    • Die hele scène was gelipt en de echte zangeres krijg je niet te zien. 
  1. (makelaardij) op eigen risico makelaardij bedrijven
  2. (makelaardij) misbruik maken van iemands hachelijke positie om een te gunstige prijs te bedingen
  3. een lipvormig aanhangsel uitsnijden van een, meestal metalen, plaat
  4. inergatief (sport) bij het golfspel het putje met de bal net raken, waarbij de bal er weer uitspringt en zijn weg vervolgt
    • Hij dacht een birdie te hebben, maar de bal lipte. 

Zelfstandig naamwoord

lippen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord lip

Gangbaarheid

  • Het woord lippen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.