lijkwit
Nederlands
Woordafbreking
- lijk·wit
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van lijk en wit
stellend | |
---|---|
onverbogen | lijkwit |
verbogen | lijkwitte |
partitief | lijkwits |
Bijvoeglijk naamwoord
lijkwit [1]
- (intensief) heel erg bleek door angst, ziekte of uitputting
- De eer van beste Belg was voor Ben Hermans die 23ste eindigde op 55” terwijl Louis Vervaeke als debutant in de Dauphiné 28ste werd. Bij de finish was de Meldenaar lijkwit, terwijl direct achter hem Alexis Vuillermoz uitgeput onmiddellijk het asfalt opzocht.[2]
- De automobilist zag volgens de ambulancechauffeur lijkwit, hij had zijn telefoon nog in zijn handen en zijn mond open. ,,Wij moesten meteen door naar onze spoedmelding, maar ik had die goede man al vergeven op het moment dat hij langs ons reed. Dit is geen verwijt, ik wil een signaal afgeven."[3]
Gangbaarheid
- Het woord lijkwit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'lijkwit' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- De Standaard 05/06/2016 door hc
- Tubantia Simone van Zwienen 04-11-2015
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.