leskaart

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • les·kaart
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord leskaart leskaarten
verkleinwoord leskaartje leskaartjes

Zelfstandig naamwoord

leskaart v/m

  1. een gestructureerde lijst van zaken die in een les of cursus ter sprake moeten komen
    • De erfgenamen krijgen vijf belangrijke schilderijen, waaronder Schrijftafel en Kamer (1913) en Suprematistische Compositie (1916). 24 Andere schilderijen, zeven gouaches, vijftien tekeningen en achttien leskaarten blijven in Amsterdam. [1] 
    • De leraar doceert er niet, maar 'coacht', en houdt via leskaarten in de gaten welke stof de leerling aan het behandelen is, en of het tempo waarin dat gebeurt niet te langzaam is. De leerlingen worden geacht zeven leskaarten per jaar af te werken; minimaal moeten het er vier zijn. [2] 

Gangbaarheid

  • Het woord 'leskaart' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Het Parool 24 APRIL 2008 Overeenkomst met erven Malevitsj
  2. NRC Annet van Eenennaam 26 maart 1998 Gekke school is eindelijk normaal
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.