lesavond
Nederlands
Woordafbreking
- les·avond
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van les zn en avond zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lesavond | lesavonden |
verkleinwoord | lesavondje | lesavondjes |
Zelfstandig naamwoord
lesavond m
- een avond dat er les gegeven wordt
- Van Amelsvoort heeft een kleine kern vaste cursisten, zegt ze. Maar er komen er steeds meer. „Ook mannen.” Ze wil op meer locaties lesgeven en andere docenten opleiden. Maar eerst breidt ze de lesavonden op deze school uit.[1]
- De tweede lesavond was op 2 november, de dag van de moord op Theo van Gogh. Van die les was het eerste kwartier vreemd, zegt cursist Willem Wolf. ,,De Marokkaanse docentes hadden er veel moeite mee. Ze vroegen ons of we nu anders over deze lessen dachten. Maar dat was niet zo, zegt Wolf. ,,Ik heb toen niet bij mezelf gedacht: ik ga niet meer. En daarna hebben we het er hier ook niet meer over gehad, zegt Wolf.[2]
Gangbaarheid
- Het woord 'lesavond' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'lesavond' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- NRC Jet Berkhout 30 april 2011
- NRC Anton Slotboom 1 december 2004
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.