legaliseren
Nederlands
Woordafbreking
- le·ga·li·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘voor echt verklaren’ voor het eerst aangetroffen in 1818 [1]
- afgeleid van het Franse légaliser (met het achtervoegsel -alis) met het achtervoegsel -iseren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
legaliseren |
legaliseerde |
gelegaliseerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
legaliseren
- overgankelijk (juridisch) de wet zodanig aanpassen dat iets niet langer een vergrijp is
- Er wordt nu ook in Amerika overwogen cannabisproducten te legaliseren.
- het voor echt verklaren door een bevoegde autoriteit van verklaringen, handtekeningen etc., apostilleren
- De notaris legaliseert vervolgens jouw handtekening door te verklaren dat jij de handtekening in bijzijn van de notaris of medewerker hebt gezet
Gangbaarheid
- Het woord legaliseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'legaliseren' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.