leepheid
Nederlands
Woordafbreking
- leep·heid
Zelfstandig naamwoord
leepheid v [1]
- het op een listige manier slim zijn
- Met de leepheid van een routinier omspeelde Van Duinen doelman Pasveer en de toegesnelde Rienstra, waarna hij ook nog eens de beheersing en het overzicht hield voor de afronding: 1-0. [2]
- Misschien is het juist wel het gebrek aan die typische Ramos-routine waardoor Marokko, ondanks de credits die het de voorbij wedstrijden vergaarde op het WK, niet naar de volgende ronde gaat. De pure leepheid die het miste in de met 1-0 verloren duels tegen Iran en Portugal. [3]
Synoniemen
- gladheid, gewiekstheid, geraffineerdheid, arglistigheid, geslepenheid, listigheid, handigheid, sluwheid
Gangbaarheid
- Het woord leepheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'leepheid' herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Tubantia Fardau Wagenaar 09-12-11 Heracles onmachtig in Den Haag
- Tubantia 25-06-18 Marokko neemt waardig afscheid van WK
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.