leemkuil

Nederlands

leemkuil volgelopen met water
Uitspraak
Woordafbreking
  • leem·kuil
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord leemkuil leemkuilen
verkleinwoord leemkuiltje leemkuiltjes

Zelfstandig naamwoord

leemkuil m

  1. kuil waaruit men leem wint of heeft gewonnen
    • De bijenschans in het Corversbos illustreert hoe weinig men zich indertijd bekommerde om uiterlijke conventies: de bijen zitten in een oude leemkuil ter grootte van een bijenschans, een meter of twee onder het maaiveld. [1] 
    • Aan het boomomrande zwemmeer Surae zijn veel Brabantse jeugdherinneringen verbonden. Tachtig jaar geleden ontstonden de plassen in diepe leemkuilen van een steenfabriek. [2] 
    • De man kwam zijn afval storten in de leemkuil, waar recent nog opgravingen werden verricht. Tegen de boer werd proces-verbaal opgemaakt. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord leemkuil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
88 %van de Nederlanders;
72 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. NRC Michiel Hegener 4 augustus 1994 Bijenschansen
  2. NRC Maarten Huygen 4 juni 2005 In Oosterhout is het referendum nieuwe volksverlakkerij
  3. De Standaard 20 FEBRUARI 2003 Marc Brouwers Nederlanders dumpen afval langs Albertkanaal
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.