lawaai

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  lawaai    (hulp, bestand)
  • IPA: /la'ʋaj/
Woordafbreking
  • la·waai
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het ?, in de betekenis van ‘herrie’ voor het eerst aangetroffen in 1803 [1]
  • Mogelijk een verbastering van het Franse l'aubade (de morgengroet). [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord lawaai -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

lawaai o

  1. luid en storend geluid
    • Er was een feestje boven en er werd tot in de kleine uurtjes flink lawaai gemaakt. 
Typische woordcombinaties
  • lawaai maken
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • lawaaidemonstratie, lawaaidoofheid, lawaaien, lawaaierig, lawaaiig, lawaaimachine, lawaaimaker, lawaaioverlast, lawaaischopper
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord lawaai staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Werkwoord

vervoeging van
lawaaien

lawaai

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lawaaien
    • Ik lawaai. 
  2. gebiedende wijs van lawaaien
    • Lawaai! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lawaaien
    • Lawaai je? 

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.