laagseizoen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • laag·sei·zoen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord laagseizoen laagseizoenen
verkleinwoord laagseizoentje laagseizoentjes

Zelfstandig naamwoord

laagseizoen o

  1. is de periode buiten het hoogseizoen
    • De herst en de winter zijn het laagseizoen voor badplaatsen. 

Gangbaarheid

  • Het woord laagseizoen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.