laagseizoen
Nederlands
Woordafbreking
- laag·sei·zoen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van laag en seizoen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | laagseizoen | laagseizoenen |
verkleinwoord | laagseizoentje | laagseizoentjes |
Zelfstandig naamwoord
laagseizoen o
- is de periode buiten het hoogseizoen
- De herst en de winter zijn het laagseizoen voor badplaatsen.
Gangbaarheid
- Het woord laagseizoen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'laagseizoen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.