kwaliteit
Nederlands
Woordafbreking
- kwa·li·teit
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘hoedanigheid’ voor het eerst aangetroffen in 1573 [1]
- afgeleid van het Franse qualité (met het achtervoegsel -iteit) [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kwaliteit | kwaliteiten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
kwaliteit v
- peil van uitmuntendheid
- WikiWoordenboek is nog niet van hoge kwaliteit, maar er wordt gestaag aan gewerkt.
- onderscheidende eigenschap of geschiktheid (voor een bepaald doel)
- hoedanigheid, functie
- In zijn kwaliteit als voorzitter maakte hij een einde aan de uit de hand gelopen vergadering.
- (schaak) benaming voor het verschil in waarde tussen een toren en een loper of paard
Hyponiemen
- bodemkwaliteit, geluidskwaliteit, kernkwaliteit, luchtkwaliteit, vriendschapskwaliteit, waterkwaliteit, zwemwaterkwaliteit
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. een peil van uitmuntendheid
Gangbaarheid
- Het woord kwaliteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kwaliteit' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.