kwaker
Nederlands
Woordafbreking
- kwa·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kwaker | kwakers |
verkleinwoord | kwakertje | kwakertjes |
Zelfstandig naamwoord
kwaker m [2]
- Kan het nog aandoenlijker? Twee dwergnijlpaarden die in de Rotterdamse Diergaarde Blijdorp wonen, helpen een klein eendje dat tevergeefs probeert om op de kant te komen. Dankzij een klein zetje wordt de kleine kwaker gered. ,,Het maakt mijn hele dag goed!" vertelt Breshna Senchi uit Vlaardingen die het voor haar ogen zag gebeuren en filmde. [3]
- iemand die een hoop onzin uitkraamt
- Renckens vervolgt dat Van Berkum tijdens de zitting van de tuchtcommissie 'enorm door de mand viel'. Zelf ziet dr. Frank het heel anders. 'De heren van de "vereniging voor kwakers" zaten met hun mond vol tanden.' [4]
- lid van een door George Fox gestichte christelijke gemeenschap
Gangbaarheid
- Het woord kwaker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kwaker' herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- kwaker op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Tubantia Simone van Zwienen 08-06-15 Ontroerende reddingsactie van nijlpaarden bij kuikentje
- Het Parool 20 JUNI 2011 Dr. Frank boos om behandeling tuchtraad
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.