kroongetuige
Nederlands
Woordafbreking
- kroon·ge·tui·ge
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘getuige voor de openbare aanklager’ voor het eerst aangetroffen in 1960 [1]
- samenstelling van kroon en getuige [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kroongetuige | kroongetuigen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
kroongetuige v / m
- (juridisch) de belangrijkste getuige in een rechtszaak (van de openbare aanklager)
- een getuige die zelf een verdachte is, maar die bereid is om in ruil voor strafvermindering tegen één of meer andere verdachten te getuigen
Gangbaarheid
- Het woord kroongetuige staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kroongetuige' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.