kroket
Kroket
Nederlands
Woordafbreking
- kro·ket
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘rol gehakt vlees’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1863 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kroket | kroketten |
verkleinwoord | kroketje | kroketjes |
Zelfstandig naamwoord
kroket v/m
- (voeding) een rol ragout die gepaneerd en gefrituurd wordt
- Hij at iedere dag met de lunch een kroket.
Hyponiemen
- aardappelkroket, abrikozenkroket, appelkroket, bamikroket, garnaalkroket, garnalenkroket, graankroket, kaaskroket, kipkroket, rijstkroket, viskroket, vleeskroket, zalmkroket, zwezerikkroket
Vertalingen
1. een rol ragout die gepaneerd en gefrituurd wordt
Gangbaarheid
- Het woord kroket staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kroket' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.