koppelbaas
Nederlands
Woordafbreking
- kop·pel·baas
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van koppel ww en baas [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | koppelbaas | koppelbazen |
verkleinwoord | koppelbaasje | koppelbaasjes |
Zelfstandig naamwoord
koppelbaas m
- (beroep) vaak malafide persoon die werknemers aanneemt om ze aan andere bedrijven, die een tekort aan arbeidskrachten hebben, te verhuren waarbij het afdragen van loonbelasting of sociale premies nogal eens achterwege blijft
- 2008: De koppelbaas is terug [2]
Gangbaarheid
- Het woord koppelbaas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'koppelbaas' herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.