kookhok
Nederlands
Woordafbreking
- kook·hok
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kook en hok
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kookhok | kookhokken |
verkleinwoord | kookhokje | kookhokjes |
Zelfstandig naamwoord
kookhok o
- een eenvoudig ingerichte ruimte waar gekookt kan worden
- Op de deel vindt u nog het zogenaamde kookhok met een grote ketel, waarin het voer voor de beesten werd gekookt, terwijl de boer er ’s winters manden vlocht. [1]
Gangbaarheid
- Het woord 'kookhok' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.