kook

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kook    (hulp, bestand)
  • IPA: /kok/
Woordafbreking
  • kook
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kook -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

kook v / m [2] [3]

  1. de toestand van koken [4]
    • Breng de aardappelen nu aan de kook 
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
koken

kook

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koken
    • Ik kook. 
  2. gebiedende wijs van koken
    • Kook! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koken
    • Kook je? 

Gangbaarheid

  • Het woord kook staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.