kola
Nederlands
Woordafbreking
- ko·la
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘een West-Afrikaanse noot’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1623 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kola | kola's |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
kola m [3]
- (plantkunde) tropische boom die kolanoten levert
- (plantkunde) aftreksel van kolanoten
Noors
Woordafbreking
- ko·la
Naar frequentie | 41046 |
---|
Zelfstandig naamwoord
kola, v
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van kole
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.