kokkerellen
Nederlands
Woordafbreking
- kok·ke·rel·len
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘allerlei kookseltjes maken’ voor het eerst aangetroffen in 1785 [1]
- van Middelnederlands cokerellen "feestvieren" opgevat als frequentatief van koken [2]
Werkwoord
kokkerellen [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
kokkerellen |
kokkerelde |
gekokkereld |
zwak -d | volledig |
- (kookkunst) met passie koken, met name als amateur
- MasterChef, Wie is de Chef? en Topchef: kooktelevisie te over. Hoe kun je nog een graantje meepikken van een uitgekookt, maar succesvol format? De EO laat de kandidaten van de nieuwe kookwedstrijd Van Hollandse Bodem niet alleen kokkerellen, maar ook telen. Vier maanden hebben acht koppels de tijd gehad om een stuk grond te verbouwen tot bloeiende moestuin. Nu gaan ze oogsten. In zes weken voeren ze twaalf oogst- én kookopdrachten uit, waarbij steeds één groente centraal staat.[4]
- Choreografen slaan aan het kokkerellen op Julidans, maar er mag meer peper bij. De disco onder dwang van Pere Fara heeft gelukkig meer venijn.[5]
Gangbaarheid
- Het woord kokkerellen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kokkerellen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "kokkerellen" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- kokkerellen op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC 12 maart 2015
- Volkskrant Annette Embrechts 10 juli 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.