kobold
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kobold (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ko.ˈbɔɫt/
- (Vlaanderen, Brabant): /ko.ˈbɔlt/
- (Limburg): /ko.ˈbɔld/
Woordafbreking
- ko·bold
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘aardmannetje’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1932 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kobold | kobolden kobolds |
verkleinwoord | koboldje | koboldjes |
Zelfstandig naamwoord
kobold m
- een kwaadaardige kabouterman (in Germaanse vertellingen)
- Een groepje kobolden had alle borelingen in het dorp verwisseld.
Gangbaarheid
- Het woord kobold staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kobold' herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
73 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.