kabouter

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ka·bou·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘aardmannetje’ voor het eerst aangetroffen in 1573 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord kabouter kabouters
verkleinwoord kaboutertje kaboutertjes

Zelfstandig naamwoord

kabouter m

  1. goedaardige kwelgeest; verzinsel; klein mannetje met puntmuts
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • kabouterachtig, kabouterland, kaboutermuts, kabouterpartij, kabouteruil
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord kabouter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.