kluit
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kluit (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /klœʏt/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /klœːt/
Woordafbreking
- kluit
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘massa, klont’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1357 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kluit | kluiten |
verkleinwoord | kluitje | kluitjes |
Zelfstandig naamwoord
kluit v/m
- de aarde om een wortelstelsel van een plant
- een brokkelige onsamenhangende massa
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- kluithoudend, kluitsla
Vertalingen
1. de aarde om een wortelstelsel van een plant
2. een brokkelige onsamenhangende massa
Gangbaarheid
- Het woord kluit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kluit' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.