kleefpleister

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kleef·pleis·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kleefpleister kleefpleisters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

kleefpleister v/m [1]

  1. strookje verband met een plaklaag
    • Als je in aanraking bent geweest met de eikenprocessierups: De brandharen verwijderen met plakband of kleefpleister, en de huid spoelen met veel (lauw) water [2] 
    • Bij de inschrijving gisteren bleek al dat veel 55-kilometer-lopers hun voeten vandaag al preventief volledig laten aftapen. Maar ook aloude middeltjes als vette watten en kleefpleisters blijven in zwang. [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord kleefpleister staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.