kleefpleister
Nederlands
Woordafbreking
- kleef·pleis·ter
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kleven ww en pleister zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kleefpleister | kleefpleisters |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
kleefpleister v/m [1]
- strookje verband met een plaklaag
- Als je in aanraking bent geweest met de eikenprocessierups: De brandharen verwijderen met plakband of kleefpleister, en de huid spoelen met veel (lauw) water [2]
- Bij de inschrijving gisteren bleek al dat veel 55-kilometer-lopers hun voeten vandaag al preventief volledig laten aftapen. Maar ook aloude middeltjes als vette watten en kleefpleisters blijven in zwang. [3]
Gangbaarheid
- Het woord kleefpleister staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kleefpleister' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Tubantia Cyril Rosman 18-06-18 Rode Kruis: Nederlander doet het fout na insectenbeet of contact eikenprocessierups
- De Telegraaf MARIE-THÉRÈSE ROOSENDAAL 18 jul. 2016 Afgeplakt op pad tijdens Vierdaagse
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.