klapstuk
Nederlands
Woordafbreking
- klap·stuk
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘vlees van de klapribben, de korte ribben van geslacht vee’ voor het eerst aangetroffen in 1746 [1]
- samenstelling van klap ww en stuk [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | klapstuk | klapstukken |
verkleinwoord | klapstukje | klapstukjes |
Zelfstandig naamwoord
- (voeding) stuk rundvlees van de klaprib zeer populair ingrediënt in hutspot en hete bliksem
- hoogtepunt van een vertoning
- De spanning onder het publiek, dat in afwachting was van het klapstuk van de avond, was op haar hoogtepunt.
Gangbaarheid
- Het woord klapstuk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'klapstuk' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "klapstuk" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- klapstuk op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.