kinderleed

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kinderleed    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkɪndərˌlet/
Woordafbreking
  • kin·der·leed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kinderleed -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

kinderleed o

  1. verdriet, zoals een heel jeugdig mens ervaart
    • Op haar kinderleed en kindervreugd zag zij neer met een rustig, vreugdrijk meerderheidsgevoel. [2]
  1. iets wat heel jeugdige mensen verdrietig maakt
    • We kennen allemaal het kinderleed van ‘rare’ kleren te moeten dragen of niet mee te mogen doen van thuis aan iets wat de hele klas wel mag. [3]

Gangbaarheid

  • Het woord kinderleed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.