kerkbezoek
Nederlands
Woordafbreking
- kerk·be·zoek
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kerk en bezoek
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kerkbezoek | kerkbezoeken |
verkleinwoord | kerkbezoekje | kerkbezoekjes |
Zelfstandig naamwoord
kerkbezoek o [1]
- (religie) bezoek aan een kerk voor de godsdienstoefening
- Migrantenfamilies in Middletown zijn bovengemiddeld religieus, maar dat gaat niet altijd gepaard met regelmatig kerkbezoek. Oma Bonnie vloekte als iemand begon over ‘organized religion’. Haar credo was dat ‘God helpt wie zichzelf helpt’. Anderen zijn aangesloten bij fundamentalistisch-evangelische gemeenten, waar voorgangers somberen over het algemene zedenbederf en de naderende Eindtijd. [2]
Gangbaarheid
- Het woord kerkbezoek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.