kasplant

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kas·plant
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kasplant kasplanten
verkleinwoord kasplantje kasplantjes

Zelfstandig naamwoord

  1. (tuinbouw) een plant geweekt in een broeikas
    • Kasplanten groeien niet in de volle grond.[1] 
  1. dim. tant. , (figuurlijk) kasplantje een onweerbaar of weinig weerbaar persoon.
    • Toen de man in coma raakte leefde hij nog twee weken als kasplantje. 

Gangbaarheid

  • Het woord kasplant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. De inrichting van de tuin, Petershof-Weustenrade
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.