karn

Houten karn

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • karn
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘karnton’ voor het eerst aangetroffen in 1351 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord karn karnen
verkleinwoord karntje karntjes

Zelfstandig naamwoord

karn v/m

  1. (gereedschap) een vat met een stamper bedoeld om er room tot boter in te karnen
    • De karn is nu geheel verdrongen door de boterbereidingsmachine. 
Hyponiemen
  • boterkarn
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
karnen

karn

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van karnen
    • Ik karn. 
  2. gebiedende wijs van karnen
    • Karn! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van karnen
    • Karn je? 

Gangbaarheid

  • Het woord karn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
70 %van de Nederlanders;
51 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.