karn
![](../I/m/Wooden_butter_churn_from_Lanhydrock.jpg)
Houten karn
Nederlands
Woordafbreking
- karn
Zelfstandig naamwoord
karn v/m
- (gereedschap) een vat met een stamper bedoeld om er room tot boter in te karnen
- De karn is nu geheel verdrongen door de boterbereidingsmachine.
Hyponiemen
- boterkarn
Werkwoord
vervoeging van |
---|
karnen |
karn
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van karnen
- Ik karn.
- gebiedende wijs van karnen
- Karn!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van karnen
- Karn je?
Gangbaarheid
- Het woord karn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'karn' herkend door:
70 % | van de Nederlanders; |
51 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.