kampioensploeg

Nederlands

de kampioensploeg van Rapid JC uit Kerkrade
Uitspraak
Woordafbreking
  • kam·pi·oens·ploeg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kampioensploeg kampioensploegen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

kampioensploeg v/m

  1. de sportploeg die een kampioenschap heeft behaald
    • Kampioensploeg: Ze zouden nooit zeggen dat zij met z’n vieren de reden zijn van de wederopstanding van Bloemendaal, dat vorig jaar voor het eerst sinds 2001 de play-offs om de landstitel niet bereikte, maar dit seizoen na tien overwinningen op rij pas vorige week voor het eerst verloor. Zo bescheiden zijn ze wel. Nee, iedereen om hen heen stijgt boven zichzelf uit, zegt Fuchs meteen, zelf topscorer met elf goals. „Maar goed, als een club vier internationals binnenhaalt én de beste coach van Nederland, dan weet je dat die niet van plan is voor de vijfde plek mee te doen”, zegt Stockbroekx. [1] 


Gangbaarheid

  • Het woord kampioensploeg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. NRC Frank Huiskamp 27 november 2016
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.