kamernummer
Nederlands
Woordafbreking
- ka·mer·num·mer
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kamer en nummer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kamernummer | kamernummers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
kamernummer o
- het nummer van een (hotel)kamer
- Kitty (46), die hetzelfde doet in Veghel, denkt dat de omgang met ouderen hier en daar beter kan. „Je hoort weleens door de gang roepen: ‘Kan iemand meneer Piet even op het toilet zetten.’ Of dat verzorgenden een kamernummer noemen in plaats van een naam. Hoe zou je het vinden als dat je eigen familie is?” [1]
Gangbaarheid
- Het woord kamernummer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- NRC Michiel Dekker 9 oktober 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.