kamerkoor
Nederlands
Woordafbreking
- ka·mer·koor
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kamer zn en koor zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kamerkoor | kamerkoren |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
kamerkoor o [1]
- een klein koor van maximaal 40 zangers
- Het Combattimento Consort Amsterdam en het Nederlands Kamerkoor verzorgen twee uitvoeringen van Bach’s Weihnachtsoratorium, de ultieme interpretatie van het kerstverhaal. Muziekgebouw aan ‘t IJ, zo 22 dec, 19.30 uur, €44. [2]
- De Nederlandse dirigent Daniel Reuss en zijn kamerkoor Cappella Amsterdam slaan weer toe. In harmonieuze samenwerking met het Filharmonisch Kamerkoor en het Nationaal Symfonieorkest van Estland hebben zij twee werken opgenomen die Francis Poulenc componeerde rond het lijden van Jezus: het Stabat Mater en de minder bekende Sept Répons de Ténèbres. [3]
Gangbaarheid
- Het woord kamerkoor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kamerkoor' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- De Telegraaf 19 dec. 2013 Klassiek de kerst in
- De Telegraaf THIEMO WIND 29 mrt. 2014 Daniel Reuss – Poulenc
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.