kameraadschap
Nederlands
Woordafbreking
- ka·me·raad·schap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kameraadschap | kameraadschappen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
kameraadschap v [1]
- het vriend zijn
- ` Als jij me niet gered had was ik nou geen Moeraspaard meer geweest,' zei het Moeraspaard. 'Vroeger noemde de familie dit kameraadschap, het Moeraspaard zelf noemt dit vriendschap. [2]
Gangbaarheid
- Het woord kameraadschap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Herzen, Frank De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 48
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.