justificatie
Nederlands
Woordafbreking
- jus·ti·fi·ca·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘rechtvaardiging’ voor het eerst aangetroffen in 1467 [1]
- naamwoord van handeling justificeren met het achtervoegsel -atie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | justificatie | justificaties |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
justificatie v [3]
- reden waarom iets juist is, of juist zou kunnen zijn
- Na de lunch volgt het finest hour van de wetenschappelijk adviseur en de enige, bescheiden, justificatie van zijn aanwezigheid: het bezoek aan het College de France. Het College de France is ongetwijfeld Frankrijks meest prestigieuze instelling van onderwijs en onderzoek.[4]
Gangbaarheid
- Het woord justificatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'justificatie' herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "justificatie" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- justificatie op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC H. L. Wesseling 9 maart 1991 Hollands Dagboek
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.