jubee

Nederlands

1. Het jubee in de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Aarschot .
Uitspraak
  • Geluid:  jubee    (hulp, bestand)
  • IPA: /jyˈbe/
Woordafbreking
  • ju·bee
Woordherkomst en -opbouw
  • van Frans jubé dat weer teruggaat op de eerste woord van Latijne gebedsformule "iube, domine, benedicere" Heer, wil zegenen, door de diaken vanaf deze plaats uitgesproken tot de priester vóór het lezen van het evangelie [1][2]
enkelvoud meervoud
naamwoord jubee jubees
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

jubee o

  1. (bouwkunde) (religie) (rooms-katholiek) afscheiding tussen het koor en het schip van een kerk
    • ‘Kijk,’ zegt hij, ‘zo zag de abdij er rond de eeuwwisseling uit. Dit is het kerkhof, dit de Pand, de wandelhof, het broederkoor, het jubee, de tribune, de Pandhof, de slaapzaal en de doodsklok.’ [3]
Schrijfwijzen
  • jubé (oude schrijfwijze)
Synoniemen
Hyperoniemen
  • koorafsluiting
Verwante begrippen
  • koorbalie, koorhek

Gangbaarheid

  • Het woord jubee staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
8 %van de Nederlanders;
6 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.