doksaal

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dok·saal
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het me Latijn, in de betekenis van ‘wand tussen koor en schip van een kerk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1276 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord doksaal doksalen
verkleinwoord doksaaltje doksaaltjes

Zelfstandig naamwoord

doksaal o [2]

  1. een houten of stenen wand die in een kerk het schip scheidt van het priesterkoor
Synoniemen
Verwante begrippen
  • zangerskoor, zingzolder
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord doksaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
21 %van de Nederlanders;
50 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.