jezuïet
![](../I/m/Il_Gesu.jpg)
Il Gesù, de moederkerk van de jezuïeten.
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: jezuïet (hulp, bestand)
- IPA: / jezyˈwit /
- (Noord-Nederland): /je.zy.ˈit/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /je.zy.ˈit/
Woordafbreking
- je·zu·iet
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘lid van de Sociëteit van Jezus’ voor het eerst aangetroffen in 1567 [1]
- Ontleend aan het Neolatijnse Iesuita, een afleiding van Iesus. met het achtervoegsel -iet
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | jezuïet | jezuïeten |
verkleinwoord | jezuïetje | jezuïetjes |
Zelfstandig naamwoord
jezuïet m
- een lid van de Sociëteit van Jezus, een rooms-katholieke orde
- De jezuïeten zijn veelal kritische intellectuelen.
Hyponiemen
- pater-jezuïet
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. een lid van de Sociëteit van Jezus
Gangbaarheid
- Het woord jezuïet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'jezuïet' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.