jargon

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  jargon    (hulp, bestand)
  • IPA: /jɑr.ˈɣɔn/
Woordafbreking
  • jar·gon
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘groepstaal, vaktaal’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord jargon jargons
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

jargon o

  1. koeterwaals
  2. (taalkunde) vaktaal, taalgebruik binnen een bepaalde groep, vaak moeilijk te volgen voor een buitenstaander
Synoniemen
Hyponiemen
  • beursjargon
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord jargon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.