argot
Nederlands
Woordafbreking
- ar·got
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘boeventaal’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- uit het Frans[2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | argot | argots |
verkleinwoord | - | - |
Gangbaarheid
- Het woord argot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'argot' herkend door:
21 % | van de Nederlanders; |
24 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.