argot

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ar·got
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘boeventaal’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • uit het Frans[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord argot argots
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

argot o [3]

  1. dieventaal
  2. jargon
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord argot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
21 %van de Nederlanders;
24 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.