jaargang
Nederlands
Woordafbreking
- jaar·gang
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘tijdschriftafleveringen van één jaar’ voor het eerst aangetroffen in 1836 [1]
- samenstelling van jaar en gang
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | jaargang | jaargangen |
verkleinwoord | jaargangetje | jaargangetjes |
Zelfstandig naamwoord
jaargang m
- de in één jaar uitgegeven afleveringen van een tijdschrift
- Hij heeft alle jaargangen van De Gids verzameld.
Gangbaarheid
- Het woord jaargang staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'jaargang' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.