isolator
Nederlands
Woordafbreking
- iso·la·tor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | isolator | isolatoren isolators |
verkleinwoord | isolatortje | isolatortjes |
Zelfstandig naamwoord
isolator m
- (elektrotechniek) stof die of lichaam dat isoleert tegen geleiding van elektriciteit (vaak van glas of porselein)
- (natuurkunde), (bouwkunde) is een materiaal of medium dat geluid of warmte tegenhoudt
Hyponiemen
|
|
|
|
Afgeleide begrippen
- isolatorhaak, isolatorketting
Gangbaarheid
- Het woord isolator staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'isolator' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.